
Gaby Aldayeh, bekend als Abu Boutros – Meester van het Damascene mozaïek
Delen
Verteld door Yazan Krayem – Oprichter van Damascus Box.
In een van de smalle steegjes van het oude Damascus, achter fijn uitgesneden houten deuren, klinkt het zachte gezoem van een kleine zaag. De lucht is gevuld met de geur van hout na de traditionele Damascene polijsttechniek (al-bardakha). Zonnenstralen vallen door de luiken en verlichten dozen, schalen en mozaïekpanelen die wachten op hun laatste afwerking.
In het midden van deze wereld zit Gaby Aldayeh, liefdevol bekend als Abu Boutros – een naam die in Damascus zowel respect als warmte oproept.
Abu Boutros is negentig jaar oud en heeft al meer dan vijfenzeventig jaar van zijn leven gewijd aan het vormen van schoonheid uit hout. Hij glimlacht met de rust van iemand die zijn hele leven met zijn handen heeft gewerkt:
“Ik was vijftien toen ik begon. Mijn vader haalde me van school en zei: ‘Je gaat met mij werken.’ Dat was begin jaren vijftig, en sinds die dag heb ik het vak nooit verlaten.”
Hij leerde op de oude Damascene manier – door te kijken, te herhalen en vol te houden.
“Toen hadden we niet veel keuzes,” zegt hij, “maar met de tijd ben ik er verliefd op geworden. Het werd mijn leven.”
De kunst van geometrie en geduld
Het Damascene mozaïek is een van de meest verfijnde en complexe ambachten van Syrië. Het combineert geometrie, precisie en toewijding in een bijna heilige harmonie.
De oorsprong gaat bijna twee eeuwen terug, naar Gerji Albittar, de Damascene timmerman die eenvoudig houtwerk veranderde in een nationale kunstvorm.
Geboren in 1840 in de christelijke wijk Bab Touma, ontwikkelde Al Bittar het idee om verschillende houtsoorten – walnoot, citroen, rozenhout, eucalyptus en olijf – te combineren met inleg van bot, ivoor en parelmoer.
Uit zijn kleine werkplaats kwamen meesterwerken die kerken, paleizen en huizen in Damascus sierden, en later werden tentoongesteld in Wenen en Parijs. Zijn werken bereikten zelfs het Vaticaan, waar hij een meubel schonk aan Paus Pius X, en de Sultan Abdülhamid II, die hem onderscheidde.
Men zegt dat een van zijn tafels de Verenigde Naties bereikte, waar een historisch document op werd ondertekend. Ondanks zijn roem patenteerde Al Bittar zijn techniek nooit; hij wilde dat de kunst aan de mensen toebehoorde. Vandaag, bijna tweehonderd jaar later, draagt Abu Boutros dat erfgoed voort met dezelfde geduldige handen en nederige geest.
Abu Boutros legt uit hoe elk stuk begint met dunne stokjes van citroenhout, rozenhout, beuken, eucalyptus en walnoot, waarvan de natuurlijke kleuren een rijker palet vormen dan verf ooit kan bieden. Deze worden met de hand gesneden, gelijmd en gerold tot minuscule driehoeken, sterren en diamanten, samengebundeld en opnieuw gesneden – laag na laag – tot het gewenste patroon verschijnt.
Terwijl hij een stuk tegen het licht houdt, zegt hij:
“Alles doen we met de hand. We snijden elke vorm één voor één, lijmen ze, rollen ze, snijden ze opnieuw. Elk deel wordt onderdeel van iets groters – zoals het leven zelf, opgebouwd beetje bij beetje.”
De afgewerkte oppervlakken stralen warmte uit: dozen, schalen, schaakborden, spiegels. Elk draagt de ziel van Damascus – kalm, precies en tijdloos.
De erfenis van een vader en het geheugen van de handen
Abu Boutros spreekt vaak over zijn vader, die hem geduld en nauwkeurigheid leerde.
“Het is geen gemakkelijk werk. Het vraagt tijd, concentratie en vaste handen. Maar als je houdt van wat je doet, verdwijnt de vermoeidheid.”
Hij gebruikt nog steeds dezelfde gereedschappen van zijn vader – versleten handvatten, botte messen en een werkbank die een leven van creatie heeft gezien. De werkplaats lijkt op een levend archief: mozaïeken uit elk decennium, netjes gerangschikt, vertellen samen het verhaal van de stad.
Veranderende tijden
Ondanks zijn stille trots klinkt soms bezorgdheid in zijn stem.
“Jonge mensen willen tegenwoordig diploma’s en kantoorbanen. Universiteiten waren toen geen populaire keuze; werkplaatsen – vaak het familiebedrijf – waren de plek waar men echt een ambacht leerde.”
Hij stopt even, strijkt met zijn vingers over een mozaïekdoos die glanst als een spiegel.
“Wij zijn de laatste generatie. Misschien blijft er na ons niemand meer. Maar wat we hebben gemaakt zal blijven – elke doos, elke lijn vertelt een verhaal.”
Zijn woorden mengen weemoed met wijsheid – de kalmte van iemand die verandering heeft gezien zonder zijn passie te verliezen.
“Ik werk nog steeds op de oude manier. Zolang mijn handen bewegen, zal het ambacht leven.”
De geest van Damascus
Het mozaïek was nooit slechts decoratie. Het is een ontmoeting tussen wiskunde en verbeelding, tussen orde en emotie – de weerspiegeling van de ziel van Damascus. Elk geometrisch patroon bevat een stille filosofie: schoonheid ontstaat beetje bij beetje, met geduld, geloof en liefde.
Abu Boutros belichaamt die filosofie. Zijn leven en werk herinneren ons eraan dat ware kunst niet wordt gemaakt voor roem of rijkdom, maar om het verleden te eren en identiteit te behouden.
Wanneer het avondlicht zijn werkplaats vult, legt Abu Boutros zijn gereedschap neer, veegt het stof van zijn handen en glimlacht – dezelfde glimlach als de vijftienjarige jongen die hij ooit was – en zegt:
“Ik ben er nog steeds, ik werk nog zoals mijn vader me heeft geleerd.”
Een levend erfgoed
Dankzij meesterambachtslieden als Abu Boutros blijft de glans van Syrisch vakmanschap voortleven. Hun handen bewaren het geheugen van een stad en een cultuur die de wereld haar mooiste kunst schonken.
Geschreven door Yazan Krayem
Bij Damascus Box zijn we trots deze meesterambachtslieden te eren en te steunen – bewaarders van een traditie die stuk voor stuk blijft voortleven – en die ons eraan herinneren dat ware creativiteit niet alleen ligt in wat we maken, maar in wat we levend houden.